In Sucre besluiten we graag een grote omweg te willen maken in Bolivia. Het Amboro national park in het amazonebekken van Bolivia. Een bijzonder stuk natuur waar vier ecosystemen bij elkaar komen waardoor het een uitzonderlijke flora en fauna bezit. We googelen en er zijn veel touraanbieders die twee tot driedaagse tours verzorgen door dit gebied. Alleen bereikbaar met een 4 keer 4 jeep en onder begeleiding van een gids, er lopen nou eenmaal jaguars en poemas rond. Allemaal gaan ze naar een lodge “la Chonta” die midden in de jungle ligt, om vanuit daar met gidsen verder te trekken. De kosten rond de 200 tot 250 euro per persoon voor twee tot drie dagen. “Wat een onzin” zegt Pim. “Als een vier keer vier er kan komen, kunnen wij dat op de fiets helemaal” “En die gids dan?” Vraag ik. “Hoezo…we hebben toch GPS”!..Uhhhh, tja…wat zeg je daarop?
Vanuit Santa Cruz loopt er een asfaltweg een stukje om richting het park. En wij kiezen voor de onverharde weg die langs de rand van het nationaal park afloopt. 82 kilometer tot de lodge en we schatten in er in een dag te zijn. Het kost ons twee uur om de drukke stad uit te fietsen. En langzaam laten we de drukte en het asfalt achter ons en begint het avontuur op de zandweg. De eerste vijf kilometer gaan als een feestje. En dan…kilometers los zand en zo dik dat er met onze beladen fietsen echt geen doorkomen aan is. Duwen dus. In 36 graden terwijl het zweet in je ogen loopt, de muggen feest hebben en je alleen maar hoopt dat dit geen 80 kilometer gaat voort duren. De eerste rivier voor onze neus en gelukkig het water zo laag dat we inschatten er door te kunnen fietsen. Nog een beetje te truttig voor natte voeten geven we een goede aanzet om op drie kwart vast te zitten in de modder en toch af te stappen. Met afwisselend fietsen en duwen komen we na 30 kilometer aan in Las Cruzas. Een klein dorpje waar we besluiten te overnachten. We besluiten de eigenaren van een patio vlak voor een huis te vragen of we daar ons tentje op mogen zetten. Beiden stomdronken, hun mond vol cocabladeren, geen tanden in de mond over en lang niet in de douche geweest. Maar het is prima mits we er wat voor over hebben natuurlijk. We zijn een enorme bezienswaardigheid. Om de paar minuten staat er iemand voor onze neus die allemaal onder invloed een leuk praatje beginnen om vervolgens om geld te vragen. De klapper…een jonge vent, compleet van de wereld van de coca en alcohol, die vroeg of ik zijn kinderen wilde ontmoeten. “Ja hoor, ga ze maar halen” waarop hij zegt dat ik dan eerst 50 boliviaanse moet betalen. Er volgt een nacht waarin we geen oog dicht doen met alle ervaringen deze avond, mensen die langs onze tent aflopen en keiharde housemuziek de hele nacht. Ik kan je vertellen dat ik blij ben om ‘s ochtends weg te fietsen. De mensen in dit dorp bezorgen mij de kriebels.
De weg blijft onverminderd zwaar. Met hellingen van +30%, duwen, door los zand en fietsend bereiken we tegen het einde van de dag na slechts 27 kilometer het dorpje Santa Fe de Amboro waar we achter een schooltje onze tent mogen opzetten. Mijn lichaam trilt van de spierpijn en ontzettend moe van de slechte nacht ervoor liggen we rond 20:00 al in de tent. Nog 28 kilometer te gaan tot La Chonta. We spreken de bewaker van de school en die verklaard ons voor gek. “Waarom fietsen jullie in hemelsnaam op deze weg, weet je dan niet hoe gevaarlijk het hier is?”. Nou waren we zelf al tot de conclusie gekomen dat we niet de meest ideale route genomen hadden. We fietsen langs onnoemelijk veel cocaplantages af, jongelui op brommers met geweren om hun schouders en wij maar vrolijk zwaaien en hallo roepen. “Deze cocaplantages zijn niet voor de medicinale werking vervolgt hij, deze zijn voor de drugshandel” En hoewel ik geloof dat onze manier van reizen letterlijk ontwapenend werkt zit er de laatste dag toch een kleine knoop in mijn maag. Na 16 schitterende gravelkilometers bereiken we de afslag naar La Chonta en dieper het woud in. De paden versmallen en de eerste rivier kunnen we nog bepakt over. Na 200 meter de tweede rivier. Tot de dijbenen in het snelstromende water betekent de fietsen afladen en één voor één de tassen naar de overkant brengen. Vervolgens de fiets op de nek om na een paar kilometer bij de volgende rivier het ritueel weer te herhalen. “Oh ja El, had je ook gelezen dat hier krokodillen zitten”…uhhh… Een dag later zien we er een in het riet weg glippen. Al met al hebben we ontzettend veel plezier in onze kleine expeditie. De omgeving is betoverend. We steken in totaal vijf rivieren over. Het dichte woud met zijn exotische geuren, exotische vogels die exotische geluiden maken, de hoge luchtvochtigheid en wij die rustig maar gestaag kilometer na kilometer dichter bij ons doel komen.
Na uren werk komen we uiteindelijk aan bij La Chonta. Een lodge gerund door zeven lokale families. Ontzettend warm worden wij ontvangen, “licht” verbaasd over het feit dat wij dit op eigen houtje hebben gedaan, krijgen we een houten cabaña toegewezen. “Jullie zijn vast hongerig, zal ik een lunch klaarmaken?” Koken gebeurd door de vrouwen van de families en ze schotelen schitterende maaltijden voor. Deze middag gebruiken we om bij te komen. Ik leg mijn vermoeide lijf in een hangmat en kan je niet uitleggen hoe dat voelt. De warmte, de geuren, de geluiden, mijn trillende lichaam en de kriebels in de buik omdat je morgen met een gids dieper het woud in gaat trekken. Na de avondmaaltijd en het controleren van ons bed op grote spinnen vallen we als een blok in slaap. Na een stevig ontbijt staat de gids voor ons klaar. Een schitterende man, zijn mond vol cocabladeren, uitegrust met een plaatjesboekje van alle dieren (in het geval dat ik het spaans niet begrijp) een grote grijns op zijn gezicht en een machette is hij er klaar voor. We lopen in complete stilte omdat hoe minder lawaai wij maken hoe groter de kans dat we de dieren horen en ontdekken. Met zijn machette baant hij af en toe de weg en we worden gelijk getrakteerd op een groep mono apen. We klimmen en klauteren verder en vallen stil bij een mirador. We worden omringd door schitterende vogels, watervallen, joekels van spinnen en vinden sporen van de jaguar, poema en tapir. Deze laatste drie zijn nachtdieren en laten zich (gelukkig) niet zien nu. Uiteindelijk krijgen we ook nog een tropische regenbui cadeau. En wat een oorverdovend geweld is dat in dit dit dichte woud. “Willen jullie terug?” vraagt de gids…”Uhhh NEE, van een beetje regen gaan we toch niet dood”. Het enige nadeel is dat we in de stromende regen geen foto’s kunnen maken. We spenderen schitterende dagen hier, lopen uren in het woud, zijn afwisselend zeiknat van het zweet of de regen komen bij in de hangmat en met heerlijke maaltijden. En zijn in totaal met zijn tweetjes maar 90 euro kwijt voor deze dagen in plaats van 400 a 500 euro. Dat zijn heel veel biertjes kan ik je vertellen!
De terugtocht naar de bewoonde wereld is nog pittiger aangezien de zware regenval de rivieren enorm heeft laten stijgen en de wegen in moederpoelen heeft veranderd. Tot navelhoogte in snelstromend water herhalen alle rituelen zich om na 30 kilometer in Buena Vista aan te komen. We vinden een prima hostel en ontdoen als eerste werk onze fietsen van alle modder. Daarna volgen al onze tassen en spoel ik eerst alle kleren uit voordat ze in de wasmachine gaan. We hebben twee volle dagen nodig om alles weer op orde te brengen en verwennen onszelf met een biefstuk met friet en een flesje wijn.
Blij met het asfalt onder mijn wielen vliegen de kilometers richting Cochabamba ons om de oren. In totaal zo’n 360 kilometer te gaan waarvan 260 ‘redelijk’ vlak om de laatste 100 kilometer over een pas van 3500 hoogtemeters uit te komen in Cochabamba wat weer op 2400 hoogtemeter ligt. We passeren kleine dorpjes waar ze de cocabladeren te drogen legen op de weg en in de rivieren de kinderen zwemmen terwijl de vrouwen in dezelfde rivier de kleren wassen. Aangekomen in Cochabamba zijn we verbaasd door de ontzettend westerse uitstraling van deze stad. Omdat ik niet helemaal fit ben mogelijk door de hoogte of volgens Pim omdat ik geen briefgeld in mijn mond moet stoppen, blijven we een paar dagen. Wisselen we van hostel omdat het eerste nog te smerig is om je tanden te poetsen en eten we de meest fantastische pizza bij een italiaan. Pim zijn lagers zijn versleten en na een dag rondfietsen en rondvragen komen we erachter dat deze in Bolivia niet te vinden zijn. Samen met een fietsenmaker bedenkt hij een noodoplossing. Voor ons ligt nog 370 kilometer naar La Paz. De hoofdstad van Bolivia. Vanuit daar steken we in een paar dagen de grens al over naar Peru. Maar eerst gaan we nog volop genieten van elke kilometer in dit magische land…
Leave a Reply